Tijdens en vooral direct na de oorlog bestond er in ons land grote belangstelling voor de geallieerde legers en hun materiaal. Om deze belangstelling levend te houden en de band tussen volk en landmacht te versterken en nader tot elkaar te brengen, werd door de Leger Voorlichtings-Dienst (onder auspiciën van de vereniging “Ons Leger”) een legertentoonstelling georganiseerd, die gedurende de zomer van 1948 een tournee door het land zou maken.

Was het voor de oorlog zo, dat de soldaat vaak voor zijn dienst niets voelde en het volk met een, op zijn zachts uitgedrukt, verregaande onverschilligheid, tegenover het leger stond, de harde werkelijkheid van de laatste Wereldoorlog heeft het bewustzijn in ons land wakker geroepen, dat een gewapende volksmacht onontbeerlijk is in een samenleving waarin de vrede nog steeds niet gewaarborgd is.

Indien Nederland een waardige plaats onder de Verenigde Naties wil blijven innemen, zal het ook een goed uitgerust en goed geoefend leger moeten bezitten, dat gedragen wordt door de sympathie van het volk. Dat Nederland in 1948 met een goed uitgerust leger op de goede weg was toonde deze legertentoonstelling, die mede tot doel had de sympathie van het volk te winnen. Op een uitgebreid terrein stonden tenten, zware wapenen en voertuigen en was een sportterrein ingericht, een stormbaan verrezen en dit alles was op een moderne wijze gerangschikt, die de gehele Landmacht liet zien in al zijn geledingen. In de eerste plaats viel het de bezoeker op welke geweldige verandering de Landmacht had ondergaan, niet alleen in haar bewapening, die geheel gemoderniseerd was, maar ook in de inwendige dienst.

De minister van oorlog, luitenant-kolonel A.H.J.L. Fiévez, heeft in de morgen van 15 mei 1948 de legertentoonstelling in Utrecht geopend met een korte toespraak, waarin hij zei te hopen dat deze expositie mocht bijdragen tot een versteviging van de band tussen leger en volk.

Vele attracties

Nergens was deze zeer uitgebreide tentoonstelling saai. Altijd werd de aandacht getrokken door iets bijzonders. Er was bijvoorbeeld een Indische voorpost, met materiaal uit de tropen opgebouwd, waar men o.a. de bedden met klamboe had uitgerust, alsmede een mandi-gelegenheid. Bezoekers werden in de gelegenheid gesteld een tochtje per carrier te maken.

Aan de hand van foto’s, grafieken en statistieken werd de gang van zaken bij de selectie, indeling en opkomst der rekruten, de geestelijke verzorging, de R.A.O., die de vrije tijdsbesteding van de soldaat behartigde, de sociale zorg, de Legervoorlichtingsdienst, de Niwin, enz. getoond.

Diverse wapens werden gedemonstreerd, o.a. zag men de zware Shermantank en nog drie andere typen tanks. De Rimi toonde o.a. een oude en een gereviseerde motor, kolossen met motoren van vijf gewone voertuigen. Men kreeg een goede indruk van de verregaande specialisering van de moderne infanterie.

En wat het prettigst was op deze unieke expositie: Men mocht overal aankomen, veel dingen zelf proberen. Het was zelfs mogelijk met een pantserwagen te schieten, tegen een klein bedrag, welke opbrengst ten goede kwam aan het sympathieke doel, de kas van de Bond van oud-strijders te spekken.

Er waren verder twee bioscopen op het terrein. In de eerste draaide een filmpje van tien minuten: “De les van het verleden”, een suggestief beeld gevende van de vooroorlogse feiten in leger en volk ten opzichte van de paraatheid van de weermacht. Een filmpje met aardig regievondsten. In de andere bioscoop kon men tegen geringe betaling o.a. een film zien hoe onze jongens in Indië leven.

De Cadi bood in een grote tent op het terrein met een aardig terrasje ervoor, gelegenheid de dorstige kelen te lessen.

Stormschool Bloemendaal

De Stormschool Bloemendaal demonstreerde op de hindernisbaan de grote behendigheid van de geoefende soldaat, waarbij als bijzondere prestatie de “dodenrit” werd getoond, de afdaling langs een touw uit de hoogste boom van het terrein diagonaal gespannen naar een op pl.m. 25 meter verwijderd punt op de grond.

De volgende steden werden in 1948 aangedaan:

Utrecht – Wilhelminapark (15 t/m 29 mei)
Den Haag – Koekamp (5 t/m 19 juli)
Rotterdam (26 juni t/m 10 juli)
Amsterdam – IJsclubterrein (Museumplein) (17 t/m 31 juli)
Groningen – het Engelse kamp (7 t/m 14 Augustus)
Eindhoven – (21 t/m 28 augustus)
Enschede – (4 t/m 11 september)

Deze tentoonstelling trok in de steden die zij bezocht meer dan 300.000 mensen.